Het experimentele
gebruik van luisterapparaten van buitenlands fabrikaat in de late 20-er
jaren van de twintigste eeuw was voor het Nederlandse leger niet tevreden
stellend. De aard van de bezwaren is in geschreven vorm niet
gevonden. Maar men kan veilig veronderstellen dat de klachten voortkwamen uit de onhandigheid van de apparaten, wat het transport, de installatie en de nauwkeurigheid van de metingen beïnvloedde. Dit veroorzaakte tijdverlies, wat bovendien nog werd vergroot door de benodigde samenwerking met de overige vereiste apparatuur. Verder waren de akoestische eigenschappen verre van ideaal door bijvoorbeeld mechanisch veroorzaakte bijgeluiden tijdens gebruik van het apparaat. De studie van dit complex was het onderwerp van een opdracht van de Commissie aan het Meetgebouw. Een aantal bijzonderheden en de voortgang van deze eerste order zijn nog bekend. Daarom zal het onderwerp wat uitgebreider worden behandeld om de werkwijze van het Meetgebouw te illustreren. Volgens nog bestaande documenten is in eerste instantie onderzoek uitgevoerd aan het Tsjechoslowaakse luistertoestel van het fabrikaat Goerz. Van Soest kreeg dit toestel van de Genie van de Nederlandse Krijgsmacht ter beschikking. Hij stelde vast dat de lagering van het apparaat door zijn grote gewicht bij verandering van kaarthoek en/of elevatie zoveel lawaai maakte dat het waar te nemen vliegtuig tijdens zo’n hoekverandering slecht of niet werd gehoord. Een vliegtuig was daardoor moeilijk met het apparaat te volgen. Verder gaven de buizen die het geluid van de gehoorschelpen naar de oren van de waarnemer transporteerden een grote demping en vervorming van het geluid.
|
| ||